In 2012 werden de resultaten van de mobiliteitsenquêtes, de diagnostiek woon-werkverkeer en het bedrijfsvervoerplan, verwerkt. De bedoeling van deze verplichte enquêtes is enerzijds de werkgever aanzetten tot een actief mobiliteitsbeleid en anderzijds de bevoegde overheden en vervoersmaatschappijen gegevens bezorgen die zij kunnen gebruiken om hun beleid uit te stippelen en te evalueren.
Opvallende resultaten voor de FOD Financiën: de medewerkers maken minder gebruik van de wagen (29,6% tegenover 67,3% op nationaal vlak) en nemen vaker het openbaar vervoer (60,8% tegenover 16,1% op nationaal vlak). Dat de FOD Financiën zijn medewerkers een gratis abonnement aanbiedt voor het openbaar vervoer en slechts in uitzonderlijke gevallen een vergoeding uitbetaalt voor woon-werkverplaatsingen met de wagen, werken deze afwijkende cijfers in de hand.
Als het gaat over het gebruik van de wagen of het openbaar vervoer, zijn er grote verschillen tussen de provincies en Brussel. Meer dan de helft van de medewerkers in de provincies gebruikt de wagen om naar het werk te komen, terwijl dit in Brussel om minder dan 10% van de medewerkers gaat. 84% van de pendelaars die met het openbaar vervoer naar het werk komen, neemt de trein. Dat is niet verwonderlijk, want de hoofdstad is het knooppunt van het spoorwegverkeer in België. Ook het drukke verkeer in en rond Brussel draagt bij tot het succes van het openbaar vervoer.
Het aanbod aan openbaar vervoer is echter niet overal even uitgebreid als in Brussel en dat heeft een weerslag op het aantal wagengebruikers. De FOD Financiën levert inspanningen om dat aantal terug te dringen: carpooling aanmoedigen en tele- en satellietwerk uitbouwen, zijn daar mooie voorbeelden van.