De Algemene Richtlijnen en de beheersing van de risico’s

3.1. Het herfinancieringsrisico en het herzettingsrisico

De Schatkist slaagde er in 2012 opnieuw in om de herfinancierings- en herzettingsrisico’s van de schuld te doen afnemen. Het herfinancieringsrisico op 12 maand wordt gemeten aan de hand van de verhouding tussen de schuld die op vervaldag komt binnen de twaalf volgende maanden en de totale netto schuldpositie. Per einde 2012 bedroeg die verhouding 19,19%; eind 2011 bedroeg ze nog 19,89%. De minister van Financiën had in zijn Algemene Richtlijnen een maximum van 22,50% vooropgesteld, en dit werd dus ruimschoots gerespecteerd. Het herfinancieringsrisico wordt doorgaans ook gemeten ten opzichte van het bbp. Per einde 2012 bedroeg het aldus gemeten herfinancieringsrisico 17,4%.

De Schatkist beheert ook het zogenaamde herzettingsrisico: dit is een maatstaf voor de gevoeligheid van de schuldportefeuille aan renteveranderingen. Het is gebaseerd op het herfinancieringsrisico, maar het houdt ook rekening met de schuld aan vlottende rentevoet (voorbeeld: de OLO Floating Rate Note) en met de interestswaps. In 2012 daalde het herzettingsrisico op 12 maanden vrij sterk, van 22,30% tot 20,27% per eind december 2012. Voor dit risico gold in 2012 een beperking tot 25,00%.

Dezelfde parameters worden ook opgevolgd op een termijn van 5 jaar (60 maand). Ze geven een goed beeld van het risico van de schuldportefeuille op middellange termijn. Het herfinancieringsrisico op 60 maand daalde van 56,94% tot 55,69% wat beduidend lager was dan het maximum van 60,0% dat vermeld was in de Algemene Richtlijnen. Het herzettingsrisico op 60 maand daalde van 58,70% tot 56,83% en bevond zich ver onder het maximum van 65,0%.

De evolutie van deze parameters wijst op de relatief lange duurtijd van de nieuwe financiering die de Schatkist aangegaan heeft.

 

3.2. Het kredietrisico

Het kredietrisico wordt bepaald door het verlies dat de Schatkist zou kunnen lijden als één of meerdere tegenpartijen hun contractuele betalingsverplichtingen niet zouden nakomen. De regels voor de berekening van het kredietrisico en voor het bepalen van de kredietlimieten zijn in 2012 grotendeels onveranderd gebleven. Zo handhaafde de Schatkist ook in 2012 haar beslissingen uit 2008 en 2011 om de kredietlimieten  van haar bancaire tegenpartijen en van de landen van de eurozone te beperken in volume en in tijd. Vermits de ratings van heel wat financiële instellingen en landen van de eurozone ook in 2012 verder bleven dalen, verminderde ook dit jaar het bedrag van een aantal kredietlijnen en schrapte de Schatkist in 2012 bovendien veertien kredietlijnen (vooral van Italiaanse en Spaanse tegenpartijen) omdat hun rating niet meer voldeed aan de minimumvereisten van de Schatkist . Twee nieuwe tegenpartijen kregen tijdens het voorbije jaar echter voor het eerst een kredietlijn toegewezen. 

In het kader van haar liquiditeitenbeheer sluit de Schatkist verrichtingen af op de interbankenmarkt en plaatst ze geldoverschotten bij financiële tegenpartijen. Net zoals de voorbije jaren bleef de Schatkist bij haar beslissing om bij beleggingen van meer dan één week uitsluitend reverse repo’s te gebruiken en om, in het algemeen, ook voor kortere looptijden de voorkeur te geven aan dit instrument. Voor de termijn van de reverse repo ontvangt de Schatkist immers een OLO en/of een schatkistcertificaat als zekerheid, wat het kredietrisico van deze verrichtingen beperkt. Met het oog op deze repoverrichtingen werd er in 2012 dan ook een EMA-contract  afgesloten met één bijkomende tegenpartij. Voor het tweede jaar op rij daalde het gemiddelde bedrag dat dagelijks door de Schatkist werd belegd, al was die daling in 2012 wel lager dan in 2011 (respectievelijk 9% en 14%). Die afname was vooral te danken aan de daling met 20% van het gemiddelde dagelijkse bedrag van de gewone plaatsingen. Het gemiddelde dagelijkse bedrag van de reverse repo’s bleef vrij stabiel en het aandeel van de reverse repo’s in de totale beleggingen nam lichtjes toe van 50% in 2011 tot 56% in 2012.

De stijging van het kredietrisico van de afgeleide producten, die werd opgetekend in 2011, werd in 2012 volledig weggewerkt, waardoor dit kredietrisico op het einde van 2012 een gelijkaardig niveau had bereikt als op het einde van 2010. Op 31 december 2012 bedroeg het totale kredietrisico in afgeleide producten immers 2,1 miljard euro, een daling met 17 % ten opzichte van het einde van het vorige jaar (2,6 miljard euro). Dankzij de “Credit Support Annex” (CSA)-overeenkomsten die de Schatkist met al haar primary dealers en met enkele andere tegenpartijen heeft afgesloten , weet zij zich gedeeltelijk ingedekt tegen dit kredietrisico. Op het einde van 2012 had zij immers voor 1,4 miljard euro aan zekerheden (“collateral”) ontvangen, waardoor het netto kredietrisico in afgeleide producten 0,7 miljard euro bedroeg, een daling met 30% ten opzichte van het einde van het vorige jaar (1,0 miljard euro).

 

Aan de basis van die vermindering van het totale kredietrisico in afgeleide producten ligt de afname van het kredietrisico (vóór collateral) van de deviezenswaps (-0,4 miljard euro) en van de andere afgeleide producten  (-0,4 miljard euro). Het kredietrisico van de renteswaps nam daarentegen toe met 0,3 miljard euro doordat een aantal renteswaps  in 2012 hun vervaldag bereikten en door de dalende trend van de rentecurve. De belangrijkste elementen ter verklaring van de vermindering van het kredietrisico van de deviezenswaps waren, naast de eindvervaldag van enkele deviezenswaps, de stijging van de wisselkoersen van de Amerikaanse dollar en de Japanse yen en de daling van de rentecurven. Vermits er op het einde van 2012 nog slechts weinig FX-swaps in omloop waren, was het kredietrisico van de andere afgeleide producten op dat ogenblik nagenoeg verdwenen.

 

Net als in 2011 zakte ook in 2012 de rating van één tegenpartij met een bestaande positie in afgeleide producten onder de minimumdrempel van A, die geldt voor het afsluiten van nieuwe transacties. Hierdoor nam het aandeel van dergelijke tegenpartijen in het netto kredietrisico in afgeleide producten toe van 0,9% tot 1,6%. Toch was op het einde van het jaar nog 98,4% van het netto kredietrisico in afgeleide producten gesitueerd bij tegenpartijen met een A- rating.

Als de rating van een swaptegenpartij onder de minimumdrempel van A zakt, heeft de Schatkist op basis van een clausule in het ISDA-contract  het recht om de bestaande derivaten met die tegenpartij te annuleren. Deze clausule in het ISDA-contract is de zogenaamde “Additional Termination Event” (ATE) en is een recht dat enkel de Schatkist geniet maar niet haar tegenpartijen. De uitoefening van de ATE is evenwel geen verplichting.

Toen in 2012 de rating van één swaptegenpartij onder A zakte, besloot de Schatkist de ATE-clausule niet uit te oefenen en dus de lopende derivaten met die tegenpartij niet te annuleren. In ruil daarvoor ontving ze een financiële zekerheid die ze mag houden tot de laatste derivatenpositie afgelopen is. Zolang de rating van de tegenpartij in kwestie lager blijft dan A, is ze uitgesloten van verdere transacties met de Schatkist.

Op het einde van 2012 bestond meer dan de helft van het totale kredietrisico van de afgeleide producten uit transacties met een resterende looptijd van minstens tien jaar. Het aandeel van deze transacties in het totale kredietrisico van de afgeleide producten steeg van 38,7% op het einde van 2011 tot 55,5% op het einde van 2012.

In het jaarverslag van 2008 werd vermeld dat de Schatkist als gevolg van het faillissement van Lehman Brothers Holdings Inc. een (dubieuze) vordering van 9,2 miljoen euro  heeft op Lehman Brothers International (Europe). In 2012 heeft de Schatkist een eerste schijf van 25% van deze vordering (2,3 miljoen euro) kunnen recupereren. Er wordt verwacht dat er in de toekomst nog bijkomende schijven zullen kunnen worden gerecupereerd.